zondag 3 juli 2011

Abdij Koningshoeven, Berkel-Enschot (1)



Hein Zahrnt heeft in 1966 een boek gepubliceerd met de titel Die Sache mit Gott. In dit boek geeft hij een overzicht van de belangrijkste protestante theologieën van de twintigste eeuw, de eeuw waarin ik ben opgegroeid. Op bladzij vijfentwintig citeert hij Römerbrief van Karl Barth en dat epistel sloeg in 1919 (en de bewerking daarvan in 1922) in als een bom: 
Gott, die reine Grenze und der reine Anfang alles dessen, was wir sind, haben und tun, in unendlichen qualitativem Unterschied dem Menschen und allem Menschlichen gegenüberstehend, nie und nimmer identisch mit dem, was wir Gott nennen, als Gott erleben, ahnen und anbeten, das unbedingte Halt! gegenüber aller menschlichen Unruhe und das unbedingte Vorwärts! gegenüber aller menschlichen Ruhe, das Ja in unserm Nein und das Nein in Unserm Ja, der Erste und der Letzte und als solcher der Unbekannte, nie und nimmer aber eine Grösze under andern in der uns bekannten Mitte, Gott der Herr, der Schöpfer und Erlöser – das ist der lebendige Gott!
Wat een zin, wat een retoriek, wat een passie om God zo te definiëren maar wat een schoonheid schuilt er in deze onrustige zin. Je ziet het voor je. Barth zit achter zijn bureau en schrijft. Hij peinst. Kijkt naar buiten. Kierkegaard en Hegel zijn nooit ver weg. Maar hij zit hier, in zijn pastorie in een plattelandsgemeente: in Safenwil, een industriedorp in Aargau (Zwitserland). Hij denkt na over wat hij wil zeggen tegen zijn gemeente, hij is immers predikant.  
Wat hij tot dusver, vanaf de preekstoel, heeft verkondigd slaat niet aan. Het zit hem dwars. Hij denkt erover na. Het wroet in hem, het keert hem binnnestebuiten. En dan gebeurt het: een vonk en alles staat in brand: God is geen mens, God is alles wat de mens niet is. God gaat niet schuil in het bewustzijn van de mens, God staat tegenover de mens.  Barth is het niet te doen om het juiste verstaan van het woord van God. Hoe je dat doet is voor hem niet belangrijk, integendeel, Barth gaat het er om hoe je dit kunt doen. Kan het überhaupt? 
Het mooie aan Barth is dat deze problematiek is ontstaan uit de praktijk van het preken. Hij bereikt zijn parochieleden niet. Ze gaan op een zonnige zondagmiddag liever wandelen dan naar zijn preek luisteren. En geef ze eens ongelijk, pruttelt Barth. Want ik breng er eigenlijk helemaal niets van terecht. Als ik het beter zou doen, zouden ze wel komen luisteren. Onmacht als drijfveer, er zijn mindere redenen geweest om iets groots te presteren.

Daar doet dit licht, met al zijn expressieve kracht binnen de veilige kloostermuren van Abdij Koningshoeven, me aan denken.