Tussen speelt zich voornamelijk af in het donker. Aan het begin van de voorstelling is alles onscherp, traag en zwaar. Een kluwen lichamen? Het vlot van de Medusa van Gérôme Géricault? De Schatten van Satan van Jean Delville? De uitgebalanceerde belichting houdt je lang in onzekerheid. Je wilt dat alles helder wordt maar tegelijkertijd wil je dat deze slepende voorstelling doorgaat, deze beweging die tot niets leidt, die de leden van de groep aan elkaar klit als een primordale meute. Zal er iemand opstaan uit deze groep, zal iemand zich ooit kunnen losmaken van deze bewegende slangenkuil?
Tijdens een eerste poging maakt de man met kaal geschoren hoofd, gekleed in bleekgroen gewaad, zich los (een mooie rol van Kenzo Kusuda). Een van de vrouwen volgt hem, ze sleept zich over de grond naar hem toe. Met zijn rechterhand grijpt hij in haar mond en houdt haar zo in bedwang.
De scheiding gaat gepaard met afkickverschijnselen. Een onophoudelijk beven geselt hun lichamen: de groep trilt. Deze scene roept bij enkele toeschouwers de onbedaarlijke neiging op om te gaan lachen. Maar om zoiets lach je niet. Die impliciete gedragscode creëert een geweldige spanning. De vrouw rechts voor mij kan zich nauwelijks inhouden. Haar onderdrukte manier van giechelen kunnen ook andere aanwezigen moeilijk weerstaan. Nog even en ik barst zelf in lachen uit: schaamte weerhoudt mij, op het nippertje.
Er wordt geen woord gezegd tijdens de voorstelling, al doet de groep een poging zich kenbaar te maken, ze stoten ongearticuleerde klanken uit. Wat je hoort is de echo van netwerkers op feesten en recepties. Wellicht probeert Schweigman te visualeren wat Mallarmé ooit zo onder woorden heeft gebracht, in een heel andere context: Donner un sens plus pur aux mots de la tribu (de groep zoekt naar zuiverheid, naar opgaan in en afscheiden van de groep en misschien wel naar een taal die nog niet bestaat).
Als de leden tenslotte aan de dwingende greep van de groep ontsnappen, staan ze op en kijken ze het publiek recht in de ogen. Het zijn mensen geworden: vier vrouwen en drie mannen. Ze lijken gekwetst. In hun blikken lees je vooral verwijt. Het publiek voelt zich schuldig. Van het zenuwachtige gegiechel is niets meer te bekennen. Beklemming heerst alom. Tijdens de ogenblikken van volslagen duisternis – een seconde of vijf schat ik – begeven een paar spelers zich in het publiek. Het meisje in blauw satijn legt zich tenslotte te ruste op de knieën van de toeschouwers die voor mij zitten. Nog even en Ophelia is niet meer.
Het is een suggestieve voorstelling: telkens als het licht na een paar tellen is gedoofd, blijven de beelden van de gestalten op het toneel nog even op je netvlies hangen. De beelden veranderen langzaam van kleur maar voordat het amorfe grijs overgaat in volslagen duisternis, staan er weer mensen van vlees en bloed op het toneel. Het ontregelende staccato van stilte en geluid, van licht én afwezigheid van licht begint opnieuw. Overal bespeur je ritmes: in ademhaling, beweging, licht en geluid maar vooral in intensiteit. Er wordt voortdurend strijd geleverd. Maar de vraag of er iets wordt geboren of iets afsterft wordt niet beantwoord. Het zijn retorische vragen, verpakt in filmische visualisaties. Tegenwoordig noemen we dat een performance.
Info
Info
- Tussen is een productie van Boukje Schweigman.
- Gezien in Frascati, Amsterdam. Met een sterke rol van Kenzo Kusuda.
- Donner un sens plus pur aux mots de la tribu: dit citaat komt uit Au Tombeau d'Edgar Poe van Stéphane Mallarmé: 1875
- Het vlot van de Medusa van Géricault: 1818
- De Schatten van Satan: 1895
- Jean Delville: 1867 -1953
http://boukjeschweigman.nl/