donderdag 11 september 2014

Oda Blinder (Het Geheim - 3)



                                                                   Zelfportret

                                                           Een verminkte stad
                                                           vol onthoofde dromen
                                                           waaraan het bonkend vlees
                                                           zich openrijt;
                                                           een tand
                                                           die puntige demonen bijt.

                                                                               
Verminken, onthoofden, bonken, openrijten, bijten: deze werkwoorden komen in dit extreem korte gedicht voor: als werkwoord of als bijvoeglijk naamwoord. En dit noemt de dichteres haar zelfportret. Dan heb je lef. Zoveel lef dat je liever anoniem wilt blijven: één man kende haar echte naam en hij heeft haar gedichtenbundel Verzamelde Stilte gepubliceerd: Luc Tournier (pseudoniem voor Chris Engels). Een andere dichter – haar broer – wist niet dat zijn zuster deze gedichten had geschreven. Hij heette Charles Corsen en zijn zuster heette Yolanda. De Stoep heette het tijdschrift (1947 – 1951) waarin aan aantal van haar gedichten voor het eerst zijn gepubliceerd. Chris Engels was de oprichter van dit tijdschrift, de bedenker van het pseudoniem van Yolanda Corsen én van de titel van haar gedichtenbundel: Oda Blinder.

Het werk van Oda Blinder heb ik voor het eerst gelezen in Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands (Meulenhoff). De bundel is samengesteld door Laurens Vancrevel. De kleur van de omslag van het boek is Van Goghgeel. Uitgegeven in 1989. Het is zeker twintig jaar geleden dat ik dit boek heb aangeschaft. Verzamelde gedichten van Oda Blinder heb ik in maart 2001 gekocht bij Egidius aan de Haarlemmerstraat, Amsterdam.
Wat een passie, wat een ongebroken hartstocht spreekt uit deze bundel. Echo's van Gerrit Achterberg, Emily Dickinson, Chris Van Geel, Paul Rodenko en Arthur Rimbaud beluister ik in haar gedichten: wat haar vooral tekent is de onverbiddelijkheid jegens zichzelf.

Je zou Oda Blinder het nichtje van Emily Dickinson kunnen noemen: Camille Paglia heeft in Het seksuele masker Dickinson Madame de Sade van Amherst genoemd. Beide vrouwen woonden hun leven lang op een plek: Dickinson in Amherst - Massachusets, Oda Blinder in Willemstad – Curaçao. Beide vrouwen leidden een teruggetrokken bestaan: Oda Blinder is geboren in het huis van haar ouders, heeft er haar hele leven gewoond en is er tenslotte gestorven. En beide vrouwen dichtten. Nog een overeenkomst: beide vrouwen hadden een voorkeur grote thema’s: liefde, hartstocht en onvermogen.
De gedichten van Dickinson zijn lastiger te lezen dan die van Blinder, vooral omdat in veel gedichten van Dickinson het weglaten een belangrijke rol speelt – je moet zoeken naar (verborgen) betekenissen. Camille Paglia kán daarbij een gedreven gids zijn. Vestdijk – haar eerste vertaler in Nederland – trouwens ook.
Blinder is wat gematigder, in haar poëzie is er eerder sprake van litanie dan van agressie (al lijkt haar zelfportret op het tegendeel te wijzen); ze is ook voorzichtiger in haar taalgebruik, haar rijmschema’s zijn minder verrassend. Maar de eenvoud van haar thema is daardoor des te indringender. Bij Dickinson moet je altijd op je hoede zijn: je moet naar betekenissen zoeken. Bovendien heeft Dickinson veel verschillende soorten gedichten geschreven. Blinder is beperkter, in aantal en in variaties op het thema. Yolanda Corsen hield haar dichterschap geheim, Emily Dickinson niet maar er zijn tijdens haar leven maar een tiental gedichten gepubliceerd. En ook zij leefde in afzondering.

Je kunt de gedichten van Blinder opvatten als de neerslag van een ritueel waarin het proces van zelfreflectie in de loop der tijd van karakter verandert: wat begint als stil verwijt, verandert van lieverlee in bittere aanklacht: onschuld wordt medeplichtigheid, afhankelijkheid wordt verzet, geheim wordt aanklacht. Wat ontstaat is een litanie van meedogenloos én destructief verlangen. Er is sprake van hartstocht die zich hoe dan ook wil uiten. Wie gekwetst wordt verweert zich, of verweert zich niet: Blinder spaart en wacht af. Hartstocht kun je voeden met taal en uitbeelden in taal. En dan wordt niet de persoon in kwestie het lijdend voorwerp maar zijn het de woorden zelf die het moeten ontgelden: woorden moeten stenen (of tanden) worden, ze moeten gewicht krijgen, ze moeten pijn doen.Jij kwetst mij? Ik bijt taal.

Zo schept deze dichteres haar eigen taal. Verzamelde stilte als spiegel van haar eigenaardigheden, eigenheid en taaleigen: sociaal maar vooral psychologisch. Het onvermogen van Ylonda Corsen om zich direct te uiten in haar vertrouwde omgeving – die van haar ouders, buren, buurt: Willemstad dus – manifesteert zich als verhevigde stilte in haar gedichten; het worden gedichten die uit zwijgen zijn geboren; de lezer hoort de stilte en vermoedt een krassende pen: haar gedichten zijn haar geheim.

Deze bundel is nog steeds te koop, zij het antiquarisch.


bundel
Zelfportret het ik geciteerd uit Verzamelde stilteMeulenhoff Amsterdam,1981
Oda Blinder (1918 – 1969)

links

in het Frans: