zondag 12 april 2009

Groenink

Voor mij ome Rijkman. Hij schildert al vanaf zijn veertiende. Hij heeft het geleerd van Andries Worst. Groenink is inmiddels negentig. Een fragiele man die nog steeds iets onverzettelijks uitstraalt.
Zijn vrouw - voor mij tante Roelie, oudere zuster van mijn moeder - is vorig jaar overleden. Beiden zijn mij even dierbaar. Ik heb als kind vaak bij hen gelogeerd. Later, veel later was de Looyersgracht de plek waar de familieleden op nieuwjaarsdag elkaar ontmoetten: ooms en tantes, neven en nichten en aangetrouwden. De laaste jaren werd dat minder. Ze verhuisden naar Nijenstede, een verzorgingstehuis, op loopafstand van de Looyersgracht.

Vandaag ben ik bij hem op bezoek geweest: op eerste Paasdag. Hij kwam net uit Bethel, het kerkje dat nog steeds bestaat. Twaalf uur: we deelden de eenpersoonsmaaltijd, ik kreeg het plakje rollade op mijn bord - dat vlees is zo droog, dat krijg ik niet weg - en samen aten we de gebakken aardappeltjes en de appelcompote. Hij bad in stilte en ik vouwde mijn handen.
We hebben het vooral over zijn schilderijen gehad. Zijn woning hangt er vol mee. En natuurlijk over Roelie, zijn vrouw en mijn tante. Over niet al te lange tijd - ik ben een oude man - wordt hij weer met haar verenigd. Raadselachtig toch, zo te kunnen geloven.

Dit schilderij heb ik nooit eerder gezien. Heldere vormen met durf geschilderd, kijk maar eens naar de losse toets. Net geen Haagse school, ook geen Weissenbruch maar toch, de aanzet is er. Het werk van Groenink is kleurrijker, minder grijs. Geschilderd en plein air. Beide schilderijen zijn op Schiermonnikoog geschilderd, eind jaren tachtig (de data krijg ik nog van hem te horen). De afbeelding bovenaan is een detail van het schilderij dat ik hier als tweede heb neergezet.