dinsdag 29 juli 2014

De oubliette - Simon Vestdijk (Het Geheim - 2)



De Oubliette* – Simon Vestdijk

Net als Theo in Het Puttertje heeft Hugo een geheim, Vestdijk noemt het zelfs een levensgeheim. En ook Hugo heeft een fetisj: ‘Een lapje, gedoopt in vaderlijk bloed, lag op zijn naakte borst. Alles was in orde, hij kon gaan, beschermd door de zwarte binnenwereld van het harnas, en beschermd door dit bloed.’

Simon Vestdijk heeft De oubliette in 1932 geschreven. Het jaar waarin Vestdijk als schrijver is geboren (Wim Hazeu**). Hij had  het gedeeltelijk met verveling en tegenzin geschreven laat hij Menno ter Braak in een brief weten: ‘Misschien ook omdat ik (…) de Oubliette -  ontstaan uit een gedicht!*** - al een paar jaar in mijn hoofd had’. Het is een grimmig verhaal over een kasteelheer die de kerker van zijn kasteel vult met boeren, lijfeigenen en knechten: jong en oud, man en vrouw. Aanvankelijk plukt hij ze van zijn eigen land, maar gaandeweg moet hij steeds langere tochten maken om de kerker te vullen met leven. Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen, in de tijd waarin de voor- en tegenstanders van het nominalisme en het realisme elkaar bestrijden (soms op leven en dood); ergens in de elfde, twaalfde en dertiende eeuw. Wellicht heeft Vestdijk dat met opzet gedaan: in de donkere middeleeuwen is zoiets immers voorstelbaar. Vestdijk was niet zozeer geïnteresseerd in politiek als wel in de psychologische verklaring van iemands gedrag of iemands beweegreden. Zo laat hij ruimte voor een ruime interpretatie, voor een allegorische opvatting zelfs.

Waarom imiteert de zoon de handelwijze van zijn vader? Dit is de reden:  de gevangenen onderin het kasteel houden zijn aftakelende moeder – ze bevindt zich letterlijk op een hoger niveau –  in leven, anders gezegd: het leven van de gevangenen in de kerker stelt haar dood uit. In dit besef ontwikkelt de zoon zich - mede onder invloed van flarden niet geheel begrepen theologie - tot man. Hij wordt als zijn vader, maar dan in de overtreffende trap: hij beseft wat hij doet, ook al doet hij hetzelfde als zijn vader. Maar hij sanctioneert zijn daden, hij geeft ze een existentiële draai. 

Hugo verzint een geestelijk bouwwerk waarvan de dood van de gespietste vogels en de gevangenen in de oubliette het dubbele fundament vormen. Hugo ziet een piramide voor zich – als zinnebeeld van macht; bovenaan staat God, dan volgende de treden die de edelen en de geestelijken vertegenwoordigen; dan volgen de treden van de burgers, de boeren, de knechten, de lijfeigenen, enz. Het is een trap die de gradaties van macht verbeeldt.

Wat ervaart Hugo wanneer hij voor het eerst wordt geconfronteerd met de dood: vogels die zijn vastgepind aan de bast van de bomen? Ze zijn met pijlen doorboord. De dode vogels worden symbool van naderend onheil en uit die vroege ervaring ontstaat tenslotte een wrange manier van theologie bedrijven: een vorm van psychologiseren dus.
Het kasteel, de locatie om een dergelijke gedachtegang te ontwikkelen, is bij uitstek geschikt, Vestdijk vermeldt het een of twee keer in dit verhaal. Het kasteel is immers geïsoleerd van de rest van de wereld. En in deze splendid isolation slaat de fictie in al zijn grimmigheid toe. Denk aan De rode Dood van Poe, een verhaal dat zich ook afspeelt in een afgesloten kasteel. Maar bij Poe ligt de nadruk op de onontkoombaarheid van de dood, in De oubliette heeft Hugo een gruwelijk middel bedacht om de dreiging van dood te weerstaan, ook al is het middel tijdelijk. Alles is immers tijdelijk, ook uitstel.

O ja, oublier betekent vergeten. Als Hugo zijn waakzaamheid – want daar draait het om: altijd alert zijn – uit het oog verliest, als de roes hem verleidt, dan slaat het noodlot toe: dan sterft hij zelf (en zijn moeder). Hoogmoed is de dader.

In Het Puttertje is het een schilderij, een zeldzaam schilderij van onschatbare waarde weliswaar maar het blijft een ding, een geliefd artefact om mijn part: een fetisj. Daaraan ontleent Theo zijn bestaan; hij kan niet anders.
Vestdijk gaat in deze novelle verder dan het bezit van een geliefd object. In De oubliette worden mensen opgeofferd om het leven van de moeder te rekken. De dood wordt uitgesteld. Waardoor? Door andere mensen gevangen te zetten. Subtieler: door ze langzaam te laten sterven. Hun opsluiting garandeert haar voortleven: velen dragen één.

In beide verhalen (in de novelle De oubliette en in de roman Het Puttertje gaat het over het hebben van een geheim. Dat wordt het thema van deze serie. Daar ben ik nu achter gekomen.

*    Onderaan de tekst van De oubliette staat dit jaartal: 1932. Deze tekst is, volgens Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1978, overgenomen uit een Stomme getuigen, Contact, Amsterdam 1946 (vierde druk 1969). Zie ook: http://www.svestdijk.nl/proza/korte-verhalen/oubliette.html
**   Wim Hazeu, Vestdijk -  een biografie, 2006
*** Het gedicht De oubliette bestaat uit zes strofen en de essentie van het gedicht staat in de laatste drie versregels van het gedicht: Men vond hem tusschen de gevang’nen staan, - / Zwak, doch onsterf’lijk, want hij toonde aan, / Dat niemand waar zíj waren kon vergaan . . .  De man in het gedicht heeft geen naam maar net als Hugo beseft ook hij op oudere leeftijd dat leven wordt gegarandeerd door het opgesloten leven in de oubliette. Alleen zal Hugo zich nooit in de oubliette wagen. Hij blijft er altijd buiten staan, ook als hij sterft. Het gedicht is geschreven tussen 25 januari en 23 oktober 1931. Het is opgenomen in de bundel S. Vestdijk Nagelaten gedichten. Bezorgd door T. van Deel, G. Middag en H.T. M. van Vliet. Bezige Bij Amsterdam, 1986.

Nb
Ik heb de spelling van het woord oubliette ongewijzigd gelaten. Het groene boekje geeft de voorkeur aan deze spelling: oubliëtte.